Het opstellen van je interviewleidraad of -protocol is niet vrijblijvend. De keuze voor een open of meer gestructureerd interview heeft consquenties voor het latere labelproces. Kies je voor open coderen of ben je in je interview vooral bezig met het verifiëren van gegevens die al bekend zijn?
Bij een sterk open interview kost het labelen later vaak veel meer tijd en is het lastiger om de resultaten van een groep respondenten te analyseren. Vanuit de teksten zelf – inductieve methode – kom je tot labels en probeer je de relaties tussen de labels vast te stellen. Uiteindelijk kom je dan tot een hopelijk samenhangend kernlabelsysteem.
Wanneer je vanuit de literatuur (theorie) een aantal samenhangende topics bevraag ben je meer of minder bewust bezig om bevestiging te zoeken. Dat betekent dat er een risico dat je bevangen bent door de theorie en daardoor mogelijk sturend aanwezig bent. Men spreekt in zo’n geval wel van theoriebevangen of -gestuurde waarneming. Vanuit de theorie (de ratio) kom je immers tot je topics of vragen (deductieve methode). Uiteraard kun je de valkuil van de bevangenheid enigszins vermijden door bewust een zo’n neutraal mogelijke opstelling te kiezen. En natuurlijk door open te blijven voor mogelijkheden die je niet (kunt) voorzien.
Het voordeel van een meer gestructureerd interview – met een theoriegestuurde topiclijst – is dat je vooraf goed kunt nadenken over de labels en kernlabels. De topics uit het interview vallen dan soms zelfs samen met de kernlabels. Labelen kost daardoor vaak minder tijd.
Uiteraard kun je ook een mix maken van open items en gestructureerde vragen of zelfs stellingen. Dit laatste heeft als voordeel dat je snel een min of meer kwantitatief inzicht kunt krijgen over de meningen van de totale onderzochte groep.